De evolutie van de Belgische adel sinds de Late Middeleeuwen

JANSSENS Paul Prof. Dr
De evolutie van de Belgische adel sinds de Late Middeleeuwen
Geschiedenisprijs 1989. Historische uitgaven, reeks in-8, nr. 93, 1998, pb, stofwikkel, 485 pp., zeer uigebreide bibliografie, index. Standaardwerk over de Belgische adel en - bij uitbreiding - over vermogensstructuur. Bevat een heuse databank en is aldus een pionierstudie op dit vlak. De auteur verbindt zonder omhaal adel aan vermogen. Op p. 237 wordt dit (voor de 18de e.) kernachtig verwoord: "Verrijking in het beroepsleven vormt het uitgangspunt van de familiale opgang. Succesvolle geslachten stappen na enkele generaties over naar het rentenierschap. Indien het fortuin kan worden geconsolideerd, verwerven sommigen onder hen een adellijk statuut." Over de vermogenspyramide (1815, Beterams): "Men kan de vermogensstructuur van de bevolking door een pyramide of een driehoek voorstellen, met een brede basis en een smalle top. De adellijke vermogenspyramide vertoont precies het tegenovergestelde beeld: een brede top op een smallere voet." (294) Over de industrialisatie: "De houding van de grootgrondbezitters ten opzichte van de industrialisering heeft het lot van hun vermogen bepaald." (307) De vaststellingen over de evolutie van het grootgrondbezit bevestigen die van Vandervelde in 1900. (309) De adel is niet verarmd. (311) De adel was in het Ancien Régime fel op grond gericht, omdat hier de grootste winsten uitgehaald konden worden. Rijkdom bracht dan ook macht met zich mee. Vaak wordt foutief verondersteld dat de adel in de negentiende eeuw door achtereenvolgens de Franse Revolutie en de passieve houding jegens de industrialisering verarmde en bijgevolg ook politiek de rijkere burgerij noodgedwongen liet voorbijgaan. Niets is minder waar. Volgens Paul Janssens moest het vermogen van de adel aan het einde van de negentiende eeuw niet onderdoen voor hun positie in het begin van die eeuw. De adel sprong immers wel degelijk op de trein van de industrialisering zoals mag blijken uit het aandeel van edelen in de beheerraden van naamloze vennootschappen. Van 1831 tot 1893 zetelden immers maar liefst 133 aristocraten in zulke beheerraden en dat tegenover 143 burgers die kwantitatief gezien met meer waren. Deze belangrijke studie bevestigt de opmerkelijkste eigenschap van de adel: overeind blijven door adaptatief gedrag. Eigendom en vermogen zijn allesbepalend; extravagantie is daarbij af te raden. België is een van de weinige staten die nog een actief adelsbeleid voert. (327, slot).


JANSSENS Paul Prof. Dr@ wikipedia
€ 45.0