wetsvoorstel belasting op grote vermogens neergelegd in de Kamer

LT
wetsvoorstel belasting op grote vermogens neergelegd in de Kamer
Hieronder geven we de Memorie van Toelichting.
DAMES EN HEREN,
Het is van heel groot belang dat voor iedereen toegankelijke openbare diensten en alle vormen van sociale bescherming behouden blijven, om aldus de economische en de sociale ongelijkheden weg te werken.
Die doelstellingen impliceren een fiscaal beleid dat uitgaat van een billijke bijdrage tot de overheidsfinanciën.
De fiscale ontvangsten zijn echter nog steeds voor ruim 70% afkomstig van de belasting op de inkomsten uit arbeid en van heffingen op de consumptie van de gezinnen (btw en accijnzen); een heel groot deel van die consumptie wordt overigens betaald met de inkomsten uit arbeid.
De gelijke spreiding van het vermogen neemt gaandeweg af, niet alleen doordat vermogen steeds meer met inkomsten uit kapitaal wordt opgebouwd, maar ook doordat vooral de inkomsten uit arbeid en de consumptie van de gezinnen worden belast. Die vaststelling toont aan dat het absoluut noodzakelijk is dat het kapitaal meer bijdraagt tot de financiering van de collectieve behoeften.
De indieners van dit wetsvoorstel menen dat die bijdrage tot de collectieve behoeften, om rechtvaardig en billijk te zijn, rekening moet houden met de bijdragecapaciteit van elkeen en moet steunen op het beginsel van de progressiviteit van de belastingen via een belastingschaal met progressief hogere schijven, waarbij “drempeleffecten” worden voorkomen.
De bijdragecapaciteit van de belastingplichtige kan worden bepaald op grond van zijn vermogen. Een vermogen biedt immers zekerheid, en verschaft de belastingplichtige de mogelijkheid inkomsten te verkrijgen.
Dit wetsvoorstel beoogt een heffing in te stellen op de grote vermogens wanneer die 1 250 000 euro netto overschrijden. Het ligt dus niet in de bedoeling de middenklasse,
de lagere inkomens of de kleine spaarders te treffen. Deze belasting geldt evenmin voor de vennootschappen, noch voor de bezittingen die worden aangewend voor een beroepsactiviteit. Dit wetsvoorstel beoogt dus “slapend kapitaal” te doen bijdragen, niet het kapitaal dat wordt gebruikt voor economische activiteiten die banen scheppen en inkomsten genereren.
Dat bedrag van 1 250 000 euro wordt berekend per natuurlijke persoon die onderworpen is aan de belasting op de grote vermogens (de belastingplichtige). Wanneer een natuurlijke persoon samen met een andere belastingplichtige een goed bezit, zal de waarde die voor de belasting op de grote vermogens in aanmerking wordt genomen, worden berekend in verhouding tot diens aandeel in de onverdeelde eigendom van het goed dat hij in mede-eigendom bezit.
Het vermogen omvat alle roerende en onroerende goederen, alsook alle waarden en rechten die een belastingplichtige volledig of deels bezit.
Er is in een aantal uitzonderingen voorzien. De indieners hebben onder meer beslist bij de vermogensberekening geen rekening te houden met de goederen die uitsluitend voor de uitoefening van een beroepsbezigheid worden aangewend. Zoals al is aangegeven, is het
immers niet de bedoeling de economische activiteit te benadelen.
Voorts komt de eigen woning evenmin in aanmerking voor de vermogensberekening. De belasting zal omwille van de fiscale billijkheid progressief stijgen (per schijf) en een regeling omvatten die ertoe strekt ongewenste drempeleffecten te voorkomen. Er wordt voorzien in verschillende percentages opdat de belastingdruk niet contraproductief wordt, want die
percentages worden jaarlijks toegepast op een vermogen, niet op een inkomen.
De indieners beogen meer fiscale rechtvaardigheid, waarbij men zeker niet mag vervallen in een fiscale regeling die al te forse happen uit vermogens haalt.
De voorgestelde regeling houdt aangifteplicht in: elke belastingplichtige die deze belasting verschuldigd is, moet bij de belastingadministratie een aangifte indienen, volgens de door de Koning te bepalen nadere regels.

lees hier het wetsvoorstel 


 

LT@ wikipedia