Katanga: een mijnstaat binnen de staat - De rol van Leopold II en de mijnbouw-giganten

Lucas Tessens
Katanga: een mijnstaat binnen de staat - De rol van Leopold II en de mijnbouw-giganten
Het jaar 1900 is een moeilijk jaar voor Leopold II. In juli doet de socialist Vandervelde in de Kamer een felle aanval op het koningshuis en pleit openlijk voor een republiek. In het geval van Leopold II kon dat toen nog omdat de vorst zich bij iedereen ongeliefd had gemaakt. De katholiek Beernaert, jarenlang premier en de trouwe dienaar van de vorst, moet zijn wetsvoorstel tot onmiddellijke annexatie van Congo weer intrekken na een scherp en vernederend protest van Leopold II. Het is immers te vroeg; de koning moet nog enkele zaken regelen ...

Met de stichting van het 'Comité Spécial du Katanga' (CSK) op 19 juni 1900 komt een staat binnen de Congo-Staat tot stand. Het semi-officiële 'Le Mouvement Géographique' meldt op 3 juni 1900: "L'Etat du Congo et la Compagnie du Katanga sont sur le point de conclure un accord pour la gestion en commun du territoire dont ils sont propriétaires, dans la proportion de deux tiers pour l'Etat en d'un tiers pour la Compagnie. Cette gestion serait faite par une commission commune. La Compagnie aura à remplir l'obligation contractuelle de jeter deux bateaux à vapeur sur les lacs supérieurs ou le haut fleuve et d'établir à ses frais trois postes. La gestion qui comprend le domaine minier, comporte un partage des charges et avantages dans une proportion donnée naturellement par la part de propriété." De krant zegt niets over de oppervlakte waarover het gaat. Toch is de afbakening van het territorium wellicht de meest brutale geografische omschrijving uit de geschiedenis. In totaal 380.000 vierkante kilometer! De CSK sluit op 30 oktober 1906 een overeenkomst met de 'Union Minière' waarbij "aan laatstgenoemde het recht wordt toegekend om (...) de metaalhoudende lagen te exploiteren, binnen de omtrekken en oppervlakten bij de overeenkomst bepaald". Het schema toont hoe de CSK als een compromis binnen een netwerk van belangengroepen (Belgische en Britse) tot stand kwam.
De voorverkoop van Congo en de annexatie
Op het ogenblik van de discussies over de annexatie is het reusachtige gebied onder te verdelen in zeven grote categorieën: (1) het publiek domein van de staat (wegen, rivieren, meren, ...), (2) het privaat domein van de staat, (3) het domein van de Kroonstichting (of het Kroondomein), (4) de gronden toebehorend aan de inboorlingen, (5) de gronden van niet-inlandse particulieren, (6) de gronden afgestaan, vergund of in pacht gegeven aan vennootschappen (de concessies) en (7) de gronden van de christelijke missies. De juiste oppervlakte van de delen kent men in 1908 niet maar wel is geweten dat het privaat domein van de staat 25% vertegenwoordigt en dat het Kroondomein ongeveer 11% van de oppervlakte inneemt. Op het ogenblik van de overname door België is 11,5 % van het grondgebied of 27.100.000 ha in concessie gegeven, waarvan 15.000.000 ha aan de Compagnie du Katanga, en dat voor 99 jaar. De concessies waren alle gelegen in de interessantste gebieden zoals Kivu, Mayumbe en Katanga.
De kwestie van de CSK, in feite een secessie avant-la-lettre van Katanga, het rijkste mijngebied ter wereld, schiet bepaalde parlementsleden tijdens de discussies in het verkeerde keelgat, temeer daar niet alleen de economische maar ook de souvereine rechten (bestuur, politie, publiek domein, ...) waren gedelegeerd aan het CSK.
De feitelijke afscheiding wordt in het Koloniale Charter van 18 oktober 1908 beschermd en wel in artikel 22: "Le pouvoir exécutif ne peut déléguer l'exercice de ses droits qu'aux personnes et aux corps qui lui sont hiérarchiquement subordonnés. Toutefois, la délégation consentie par l'EIC au CSK restera valable jusqu'au 1er janvier 1912, à moins qu'un décret n'y mette fin à une date antérieure. (...)" Deze manifest ongrondwettelijke toestand blijkt onduldbaar en de minister van koloniën, de katholiek Jules Renkin, zet de Koloniale Raad onder druk. Op 1 september 1910 komt aan alle bestuurlijke delegaties van bevoegdheden aan de CSK een einde. Het opheffingsdecreet dateert van 22 maart 1910. Een Koninklijk Besluit creëert tegelijkertijd speciaal voor het district Katanga de functie van Vice-Gouverneur-Generaal en daarmee wordt toch nog het aparte statuut van Katanga gered én de dualiteit in de kolonie bevestigd.
Het is niet overdreven te stellen dat België niet meer dan 'l'état police' (politionele en militaire omkadering) mocht gaan uitbouwen en dat twintig grote vennootschappen de kolonie economisch domineerden. De conclusie mag luiden dat de concessies die door de EIC aan de 'trusts' werden verleend de kaap van een wisseling in regime (van een dictatoriaal naar een quasi democratisch regime) veilig nemen. De annexatie van Congo door België gebeurde immers in het volste respect voor de reeds aangegane contractuele verbintenissen. De voorverkoop van de kolonie was geslaagd. Het industriële en militair-strategische belang van de koperprovincie Katanga is moeilijk te overschatten want het eerste kopergietsel komt nog vóór Wereldoorlog I (in 1911) uit de ovens van de UMHK te Lubumbashi.
[uit: TESSENS Lucas, Fortuin en Confrontatie (1865-1914), in: Jaarverslag Onroerende Voorheffing 2006, 2007, p. 104]
Lucas Tessens@ wikipedia