enkele merkwaardige citaten over rijkdom, oorlog en vrede uit 'Politieke Geschriften' van Dostojewski

LT
enkele merkwaardige citaten over rijkdom, oorlog en vrede uit 'Politieke Geschriften' van Dostojewski
Het schijnt werkelijk een natuurwet te zijn, niet alleen in Rusland, maar in de gehele wereld: dat diegene die in een rijk eigenaars zijn van de grond ook de heren van het land zijn, in ieder opzicht. (135-136)

Geloof me in vele zoal niet in alle gevallen - de burgeroorlogen uitgezonderd - is de oorlog een middel waardoor men met zo min mogelijk bloedvergieten de minste smart en de kleinste krachtverspilling internationale rust bewerkt en waardoor, al is het dan ook maar ten naasten bij, enigermate normale betrekkingen tussen de naties ontstaan. Natuurlijk is het treurig dat dit zo is, maar wat is er aan te doen! Liever eens met het zwaard erop inhakken, dan eindeloos te lijden. En waarom is de tegenwoordige vrede tussen beschaafde naties beter dan oorlog? Integendeel: veeleer dan de strijd verdierlijkt de vrede de mens en maakt hem wreed. Een lange vrede baart altijd gemeenheid, lafheid en een ruw, welgedaan egoïsme, maar vooral geestelijke stilstand. Gedurende een langdurige vrede worden de uitzuigers van het volk vet. Men gelooft over het algemeen dat vrede rijkdom aanbrengt maar dat is toch enkel van toepassing op een tiende deel der mensheid! En dit tiende deel, dat heel gauw aangetast wordt door de ziekten van de rijkdom, brengt deze ziekten dan over op de overige negen tienden, natuurlijk zonder rijkdom. Ziek zijn ze echter door verderf en cynisme. Door de overmatige opeenhoping van de rijkdom in de handen van enkele mensen verstompen hun gevoelens zelf tot domheid toe. (235-236)

En zo blijkt, dat de langdurige bourgeois-vrede zelf de behoefte aan oorlog opwekt, deze als het ware als een treurig gevolg in zich omdraagt. Maar helaas komt het dan niet tot een oorlog met een groots rechtvaardig doel, een grote natie waardig, maar tot een oorlog om redenen die niet eens gerechtvaardigd worden door de noodzakelijkheid van zelfbehoud maar omgekeerd die enkele getuigen van de grillige ziekelijke toestand van het nationale organisme. (237)

(...) de laatste gave ontbreekt: het Genie om de rijkdom in de macht dezer gaven te beheersen, te leiden en ze - en dat is het voornaamste - niet in fantastische, onzinnige, maar in rechte banen te leiden en ze te gebruiken tot heil der mensheid. (248)
LT@ wikipedia