Een bijdrage aan het debat: Henriette Roland Holst in 1902 over kolonialisme, landhonger, winsthonger, uitbuiting

LT
Een bijdrage aan het debat: Henriette Roland Holst in 1902 over kolonialisme, landhonger, winsthonger, uitbuiting
Het koloniaal kapitaal en zijn drager, de koloniale kapitalist, verschijnt (...) in al den glans van een uit de lucht gevallen rijkdom. Niet sleept hij den oorsprong van dien rijkdom achter zich aan, als een vulgair inheemsch bankier, fabrikant of handelsman: de draad is geknapt, die oorzaak en gevolg aaneen bindt, de oorsprong is verduisterd. Hij heeft zich niet bezoedeld aan de beursspekulaties en transakties, waarvan behalve veel goud, ook licht eenig vuil blijft hangen aan de vingers van de leden der haute finance. Hij wordt niet, als de industriemagnaat, bij enquêten of groote konflikten tusschen kapitaal en arbeid, door de publieke opinie gebrandmerkt als een uitbuiter van vrouwen en kinderen, een tyrannisch en hardvochtig man. Hij verschijnt enkel in de beminnelijke gestalte van den konsument; de produktie en haar geheimen liggen verweg achter de linie, in de zuidelijke helft van den aardbol verborgen, bereikbaar voor de gedachten, maar buiten de sfeer van het nationaal produktie-proces. Hij treedt op als millionair-filantroop, schenker van ruime giften voor liefdadige of sociale doeleinden, beschermer van kunst en kunstenaars, landontginner van arme streken. Zoo wordt het koloniaal kapitaal tot een buffer in den klassenstrijd overal waar het een macht is, maar vooral, wanneer met zijne uitgebreidheid, ondergeschiktheid van het industrie-kapitaal gepaard gaat. Het geeft niet alleen geen aanleiding tot klassenstrijd op ekonomisch gebied en tot de versterking der vakbeweging, maar het houdt de politieke bewustwording der arbeiders tegen, door een filantropisch hervormingsgezind en arbeiders-vriendelijk element te vormen in de samenleving.
Dit element heeft niet de minste reden, sociale hervormingen in 't moederland, mits zij niet te duur zijn, te bestrijden.(1) Het eischt maar één ding: in koloniale aangelegenheden zijn gang te kunnen gaan. Het is, met zijn bondgenoot het handels-kapitaal, een heftig voorstander van de koloniale veroverings-politiek, en eerst wanneer men daaraan raakt, slaat het wild om zich heen en schreeuwt moord en brand over het gebrek aan vaderlandsliefde van zijn tegenstanders. Zijn landhonger is verbazend, en, gelijk zijn winsthonger, oneindig. Het spitst de ooren en schuifelt ongedurig wanneer het hoort van vruchtbaren grond die onontgonnen, van goudvelden en petroleum-bronnen die ongeëxploiteerd, onnut, daar liggen, en het hitst de regeering op tot telkens nieuwe ondernemingen, vindt dat nooit geld en mannetjes genoeg gebruikt worden tot landroof en onderdrukking van de stammen en volken waaraan het zijn vampyrische lusten voldoet. Vijandelijk tegen de arbeidsbeweging treedt het voornamelijk op, zoodra deze zich als bestrijder van het imperialisme doet kennen.



(1) Dit geldt natuurlijk alleen van de eigenlijke arbeidswetgeving: beperking van vrouwen en kinderarbeid, enz. Met belastinghervorming is het een geheel ander geval.


uit: ROLAND HOLST, Kapitaal en arbeid, p. 154 e.v.

Dacht u nu echt dat we alleen vandaag over kolonialisme nadenken? We hebben de oude geschriften van geniale denkers weggesmeten, de zich conformerende professoren vonden ze niet meer de moeite waard, niet meer passend in het curriculum, achterhaald ... Of misschien waren die geschriften net iets te onthullend, maakten ze de verbinding tussen kolonialisme en kapitalisme te zichtbaar. Genant, zeg maar.
LT@ wikipedia