Doff Neel (1858-1942), vrouw van Fernand Brouez - schrijfster van Keetje Tippel

LT
Doff Neel (1858-1942), vrouw van Fernand Brouez - schrijfster van Keetje Tippel
Trouw, 16 juni 2001
Brijs' hommage aan Neel Doff: van pauperskind tot burgerdame
Peter Henk Steenhuis

'Villa Keetje Tippel' is de uitstekende titel die de Belgische auteur Stefan Brijs koos voor zijn kleine geschiedenis van de kleine schrijfster Neel Doff. Het boek is namelijk evenzeer een biografie van een vrouw die in ,,haar hoofd een burgerdame was, maar in haar hart altijd een pauperskind bleef,' als van haar buitenverblijf, 'Chalet des Houx'. Voorzover Neel Doff (1858-1942) nog enigszins in de herinnering voortleeft, is dat dankzij de film die Paul Verhoeven over haar heeft gemaakt. In 'Keetje Tippel' vertolkte Monique van de Ven de rol van het straatarme meisje dat haar benen moet laten zien om geld te verdienen voor haar ouders, zich ontworstelde uit haar milieu, met de juiste man trouwde en eindigde als een keurige dame, 'welbespraakt en gecultiveerd'. Dat achter de 'goedkope schittering' van de naam 'Keetje Tippel' een schrijfster schuilgaat met een groot autobiografisch oeuvre, is algemeen onbekend.

Doff begon pas te schrijven toen ze haar villa in Genk betrok. Dit is nu een plaats met 'in lelijkheid wedijverende flatgebouwen' en een 'betonnen kunsthart,' maar was destijds een schilderachtig Belgisch-Limburgs dorpje in de zanderige streek de Kempen. In 1909 verscheen haar debuut 'Jours de famine et de détresse', in het Frans, 'de taal van de bourgeoisie, de taal van haar tweede leven'. Terugkijkend is het makkelijk Doffs boeken af te doen als streekromans, waardevolle tijdsdocumenten, die soms neigden naar 'larmoyante kletsmeierij en zelfs irritant moralisme', zoals Jeroen Brouwers ooit zei. Maar het fragment waarin zij een loopmeisje van een hoedenmaker beschrijft dat verkracht wordt door haar baas, doet niet onder voor veel werk van Herman Heijermans: ,,Even later was hij terug en sprong met zijn volle lengte boven op me, hij was compleet naakt. Gillen kon ik niet, hij perste zijn mond op de mijne; met zijn handen zat hij onder mijn lichaam te wroeten om mijn benen vrij te maken en toen drukte hij zich bij mij naar binnen... een pijn! een pijn! ik dacht dat ik vermoord werd, en hij gromde als een uitgehongerde schrijver bij een bot.'

Gaandeweg de jaren raakte Doff vergeten, werd ze ingehaald door de nieuwe tijd, zoals haar villa werd opgeslokt door nieuwbouw. Als Brijs, zelf Genkenaar, in zijn laatste hoofdstuk Villa Keetje Tippel bezoekt, ligt het hoge witte huis met de paradijselijke tuin er vervallen bij, de ramen zijn dichtgetimmerd, de tuin is leeggehaald. Huis en bewoonster zijn aan de tijd prijsgegeven. Met 'Villa Keetje Tippel' doet Brijs een manmoedige poging iets te behouden van zijn literaire voorganger. Waarschijnlijk vergeefs, maar daarom niet minder lovenswaardig.
LT@ wikipedia