AMBASSADEUR SILVERCRUYS EN DE BELGISCH-AMERIKAANSE RELATIES (1945-1959)Een diplomatieke rots in de Atlantische Oceaan (Masterproef 2012)

VANWING Thomas
AMBASSADEUR SILVERCRUYS EN DE BELGISCH-AMERIKAANSE RELATIES (1945-1959)Een diplomatieke rots in de Atlantische Oceaan (Masterproef 2012)


p. 83
Volgens Helmreich was de Amerikaanse naoorlogse diplomatieke interesse in België
gebaseerd op twee elementen: het met België gedeelde belang van Europese integratie en de
rijkdommen van Congo, voornamelijk het strategische uranium.
304 In de eerste jaren van zijn
missie in DC speelde Silvercruys nog geen prominente rol in deze kwesties. Dit wil niet
zeggen dat Congo geen aandacht kreeg op zijn ambassade, integendeel. Silvercruys maakte
zich intern immers meermaals ongerust over de antikoloniale ideologische houding in de VS
die een gevaar kon betekenen voor de Belgische soevereiniteit in Congo. Hij stelde dat de
publieke opinie slecht geïnformeerd was en dus geen evenwichtig oordeel kon vellen over de
Belgische inspanningen in de kolonie. De Amerikanen velden passionele oordelen en toonden
bitter weinig begrip.305 Deze Amerikaanse houding was hypocriet volgens de diplomaat
gezien de VS zelf gebieden onder controle had zoals de Filipijnen en het
zelfbeschikkingsrecht aan de Arabische volkeren ontzegde door plannen voor een joodse staat
te steunen.306
De diplomaat zag in dat het opportuun was voor België om zich in koloniale kwesties
te oriënteren op het VK en Frankrijk om tegengewicht te bieden aan de Amerikaanse
naoorlogse plannen om alle kolonies onder internationale voogdij te plaatsen.
307 Na
gesprekken op het Department of State temperde Silvercruys: hoewel de VS geen sympathie
kon opbrengen voor koloniale regimes, zag het wel in dat een premature onafhankelijkheid
chaos en anarchie zou teweegbrengen, ook in Congo.308 De houding van de Amerikaanse
politici was dus eerder principieel en zou niet meteen grote gevolgen hebben. Gezien deze
Amerikaanse antikoloniale houding wel wijdverspreid was, ook in de publieke opinie, was er
wel nood aan een degelijke propaganda ten voordele van de Belgische inspanningen in Afrika.
Deze verliep in de VS echter voornamelijk via het Belgian Government Information Center in
New York, onder leiding van Goris.
België probeerde eveneens Amerikaanse sympathie te winnen door onmiddellijk zijn
mandaatgebied Ruanda-Urundi over te dragen aan de Trustschapsraad van de VN. Silvercruys
informeerde zich in de loop van 1945 en 1946 meermaals bij het State Department om de
Amerikaanse plannen en intenties met deze raad in kaart te brengen.309 Toch stond de
ambassade ook in deze kwestie veeleer aan de zijlijn. Zo was de misnoegde ambassadeur
klaarblijkelijk via het Department of State, en niet door zijn eigen regering, op de hoogte
gebracht van het Belgisch ontwerpverdrag om Ruanda-Urundi over te dragen aan de raad.310
Als Silvercruys publiekelijk sprak over Congo, kaderde hij het Belgisch beleid binnen
de doelstellingen van de VN. Hij bewees steeds lippendienst aan het zelfbeschikkingsrecht en
304 HELMREICH, United States relations, 16. 305 AMBZ, 10.984bis, D6801/1 N1237-229, Silvercruys aan Spaak, 2 maart 1945. 306 AMBZ, 10.984bis, D5067 N8548-1684, Silvercruys aan Spaak, 8 oktober 1945. 307 AMBZ, 10.984bis, D8443/5 N1908-298b, Silvercruys aan Spaak, 5 april 1945. 308 AMBZ, 10.984bis, D5021 N7521-1320, Silvercruys aan Spaak, 25 oktober 1945. 309 AMBZ, 10.984bis, D8443-5 N8522-1675, Silvercruys aan Spaak, 7 oktober 1946. 310 BDS, VIII Overzeese gebieden, Silvercruys aan Spaak, 18 mei 1946, 137.
82 |
benadrukte de politieke, economische en sociale beschavingsinspanningen in de kolonie:
België beheerde zijn kolonie als een goede huisvader.311
Silvercruys ontwikkelde intussen een persoonlijke interesse voor de kolonie. In zijn
functie als ambassadeur onderhield hij contacten met de Belgische administratie in
Leopoldstad. Zo zorgde hij ervoor dat een Amerikaans militair schip Belgen repatrieerde na
de oorlog.312 De ambassadeur, ondertussen benoemd tot commissielid van het instituut voor
Congolese nationale parken, stimuleerde de Amerikaans-Congolese, en dus ook AmerikaansBelgische relaties, ook door wetenschappelijke samenwerkingsprojecten te promoten. Zo
bezocht de New York Zoological Society op zijn uitnodiging de kolonie en begeleidde de
baron een studiereis van het Instituut voor wetenschappelijk onderzoek in Centraal-Afrika.
313
In de jaren 1950 zou Silvercruys veel nauwer betrokken geraken met de kolonie.

p. 178
Voor een goed begrip van de bilaterale relaties na de Tweede Wereldoorlog, zijn de
uraniumakkoorden essentieel.672 In 1942 begonnen de Amerikanen in het kader van het
Manhattan Project een atoombom te ontwikkelen. Daarvoor hadden ze uranium nodig en dat
bevond zich in grote volumes in Belgisch Congo. Sengier, de directeur van de Union Minière
(UM) sloot in oktober 1942 een contract met de leider van het project Groves. Dat akkoord
voorzag in de verkoop van een duizendtal ton uranium reeds aanwezig in New York en een
optie op nog eens duizend ton die in de gesloten mijn van Shinkolobwe in Katanga
gestockeerd lag.
Begin 1944 zochten de Britten en Amerikanen contact met de Belgische regering in
ballingschap om hun controle te verzekeren over het kostbaar uranium dat exclusief in
Westerse handen moest blijven. De Belgen waren bereid een akkoord te sluiten gezien ze zo
een belangrijke oorlogsbijdrage zouden leveren en compensaties zouden kunnen eisen op vlak
van vreedzaam gebruik van de nucleaire technologie. In september 1944 sloten de drie
partijen een tripartiteakkoord. Sengier moest tegen een relatief goedkope prijs uranium
leveren en zijn mijn heropenen, de Belgen zouden exclusief aan de Britten en Amerikanen
leveren en in ruil zouden ze betrokken worden in het onderzoek naar het commercieel gebruik
van de grondstof. De regering slaagde erin controle te houden over de Société Générale (SG),
de moedermaatschappij van de UM, en trachtte tevens om op gelijke voet te onderhandelen
met de twee grootmachten. Deze twee kwesties zorgden wel voor wrijvingen met de
Angelsaksische partners die liever met Sengier en zonder overheidsbemoeienis een deal
wilden sluiten.673

Ondertussen had Robert Silvercruys kennis gemaakt met Rosemary Turner, de
echtgenote van senator Brien McMahon, bekend omwille van de Atomic Energy Act die de Belgisch-Amerikaanse relaties grondig beroerde. Rosemary had gestudeerd aan George Washington University in DC en was de dochter van Arthur Turner, voormalig redacteur van de New York Times en Baltimore News.
Rosemary was een goede vriendin van Roberts zus Suzanne en zo leerden beiden met mekaar kennen in 1948. Ze werden goede vrienden en ontmoetten mekaar geregeld tijdens diners op de residentie. Het is niet duidelijk of
Rosemary haar man vergezelde tijdens politieke ontmoetingen op Foxhall Road of dat het om privéaangelegenheden ging.
Wat er ook van zij, in juli 1952 overleed Brien McMahon aan kanker. Silvercruys’ collega en kennis Ockrent kende het koppel blijkbaar goed, wat wijst op het vermoeden dat de Belgen regelmatig met Brien en Rosemary McMahon in contact kwamen. Aan de ambassadeur schreef Ockrent: “Je pense beaucoup à Rosemary. Je suis persuadé que vous l’entourez de toute votre amitié et de toute votre tendresse; je sais que cela constitue pour elle
un appui précieux dans ces moments difficiles.”
Silvercruys nam dit advies van zijn vriend blijkbaar zeer ter harte. Eind augustus 1953 informeerde hij immers het ministerie dat hij met de vierentwintig jaar jongere Rosemary zou trouwen. Beiden hadden hun relatie goed geheim kunnen houden gezien de pers niet op de hoogte was. Op 21 september 1953 gaven Robert en Rosemary elkaar het ja-woord.
VANWING Thomas@ wikipedia