2 december 1957: Decreet dat ertoe strekt de bestraffing te verzekeren van daden die van dien aard zijn dat zij tot rassenhaat in Belgisch-Congo aanzetten of die haat doen voortduren.

Belgisch-Congo
2 december 1957: Decreet dat ertoe strekt de bestraffing te verzekeren van daden die van dien aard zijn dat zij tot rassenhaat in Belgisch-Congo aanzetten of die haat doen voortduren.
Decreet dat ertoe strekt de bestraffing te verzekeren van daden die van dien aard zijn dat zij tot rassenhaat in Belgisch- Congo aanzetten of die haat doen voortduren.
BOUDEWIJN,
Koning der Belgen,
Aan allen, tegenwoordigen en toekomenden, Heil.
Gelet op het advies door de Koloniale Raad uitgebracht in zijn vergadering van 6 november 1957;
Op de voordracht van Onze Minister van Koloniën;
Hebben Wij gedecreteerd en decreteren Wij :
Enig artikel.
De hiernavermelde bepaling zal artikel 75bis vormen van het Wetboek van Strafrecht der Kolonie, zoals het voortvloeit uit het decreet van 30 januari 1940 :
« Al wie blijk geeft van afkeer of » haat voor een ras of volk, of die » een daad begaat die van dien aard » is dat ze tot deze afkeer of tot deze » haat aanzet, wordt gestraft met » strafdienst van een maand tot een » jaar en met een geldboete die niet » meer bedraagt dan drieduizend » frank, of met een van die straffen » alleen. »
Gegeven te Brussel, de 2 december 1957.
BAUDOUIN,
Par le Roi :
Le Ministre des Colonies,
A. Buisseret.


Rapport du Conseil Colonial sur le projet de décret tendant à assurer la répression des actes de nature à provoquer ou d’entretenir la haine raciale au Congo belge.
Ce projet a été examiné par le Conseil en sa séance du 11 octobre 1957. Plusieurs membres ont exprimé leur satisfaction de voir donner à l’autorité la possibilité de réprimer des actes de nature à compromettre l’ordre | et la tranquillité publique, et à entraver les résultats de la compréhension mutuelle et des rapports interraciaux, dont les progrès sont constants. On met en lumière que le pro- ! jet n’est pas la suite des événements récents de Léopoldville : des commissions l’ont demandé depuis plusieurs années et le texte a été soumis à la députation permanente du Conseil de gouvernement bien avant ces incidents.
Il est remarqué aussi que le projet ne vise pas seulement les faits de discrimination injurieuse dont se ren-
Verslag van de Koloniale Raad over het ontwerp van decreet dat ertoe strekt de bestraffing te verzekeren van daden die van dien aard zijn dat zij tot rassenhaat in Belgisch-Congo aan zetten of die haat te doen voortduren.
De Koloniale Raad heeft dit ontwerp onderzocht in de vergadering van 11 oktober 1957. Verschillende raadsleden zien met voldoening dat aan de overheid nu de mogelijkheid wordt geboden om daden te bestraffen die van dien aard zijn dat ze de openbare orde en rust in het gedrang brengen en belemmerend inwerken op de gestadig toenemende gunstige uitwerking van het wederzijds begrip en van de wisselwerking tussen de rassen. In het licht wordt gesteld dat het ontwerp geen uitvloeisel is van wat onlangs te Leopoldstad is voorgevallen : meer dan een commissie bepleit reeds jarenlang deze maatregelen en de tekst is, lang voor deze incidenten, aan de bestendige deputatie van de gouvernementsraad voorgelegd.
Voorts wordt erop gewezen dat het ontwerp niet enkel slaat op feiten waardoor sommige blanken zich soms
(1) Voir annexe I du présent fascicule.
(1) Zie bijlage I bij dit nummer.
— 13 —
dent encore parfois fautifs certains fclancs à l’égard des noirs, mais aussi les actes semblables qui pourraient être reprochés à des indigènes à l'égard des européens, et les provocations à l’hostilité entre des groupes différents de la population autochtone. Tous ces faits sont également de nature à compromettre l’ordre. Pour souligner cette portée générale du projet, l’expression « haine raciale » est complétée par les mots « ou ethni- Que ».
Des membres soulignent que, vu la gravité que peuvent revêtir certains des actes prévus au projet, les peines comminées paraissent faibles. Il est décidé de porter à un an le maximum de servitude pénale. Un membre émet l’avis que, la répression pénale une fois acquise, il n’y aura pas lieu pour l’administration d’y ajouter, pour les mêmes faits, des mesures de rigueur comme la rélégation. Un autre membre propose cependant que les tribunaux puissent, accessoirement à la condamnation à la servitude pénale, ordonner des mesures de police ou de surveillance, comme la défense de séjourner en certaines localités. Il lui est répondu que la commission de la réforme judiciaire a fait des propositions en ce sens pour toutes les infractions, et que des projets seront prochainement examinés. Il ne semble pas opportun d’anticiper sur ce régime pour un genre d’infractions seulement.
Abordant l’examen de la rédaction du projet, plusieurs membres déclarent d’abord que le titre et l’exposé des motifs ne concordent pas avec le texte soumis au Conseil. D’abord, par les termes « provoqué ou entretenu », ce texte ne frappe pas les actes d’excitation, alors que des faits injurieux de discrimination, sans intention de propagande, peuvent amener des ré-
nog bezondigen aan een beledigende rassenonderscheiding ten aanzien van zwarten. Bedoeld zijn eveneens soortgelijke daden ten opzichte van europeanen en die aan inlanders kunnen verweten worden, en provocaties tot vijandigheid tussen de verschillende groepen der inlandse bevolking. Al deze feiten kunnen eveneens de orde verstoren. Om de nadruk te leggen op de algemene betekenis van het ontwerp worden de woorden « rassenhaat » aangevuld als volgt « rassenhaat of haat onder de volken ».
Sommige raadsleden wijzen erop dat de bedreigde straffen licht lijken gelet op het zwaarwichtig karakter dat sommige in het ontwerp omschreven daden kunnen aannemen. Beslist wordt het maximum van de straf- dienst op een jaar te brengen. Wanneer de strafrechtelijke beteugeling een voldongen feit is, zo meent een raadslid, bestaat er voor het bestuur geen aanleiding, om voor dezelfde feiten, bovendien strenge maatregelen te treffen zoals de uitwijzing. Een ander raadslid stelt nochtans voor dat de rechtbanken, boven de veroordeling tot strafdienst, maatregelen van politie of van toezicht zouden kunnen verordenen, zoals een verbod om in bepaalde plaatsen te verblijven. Er wordt hem geantwoord dat de commissie voor de rechterlijke hervorming in deze zin voorstellen heeft gedaan voor alle misdrijven en dat de ontwerpen binnenkort zullen onderzocht worden. Het is blijkbaar niet geraden vooruit te lopen op dit stelsel voor een enkele soort van misdrijven.
Bij het onderzoek van de bewoordingen van het ontwerp verklaren verschillende raadsleden dat het opschrift en de memorie van toelichting niet overeenstemmen met de aan de Raad voorgelegde tekst. Vooreerst zijn daar de woorden « aanzet of doet voortduren ». Deze slaan enkel op daden van aanhitsing terwijl beledigende feiten van onderscheiding, zonder
actions troublant la paix publique. Il y a lieu de punir même celui qui a manifesté sa haine raciale.
D’autre part le texte semble exiger le dol spécial d’avoir voulu provoquer ou entretenir la haine et exiger que ce résultat soit atteint. C’est là restreindre exagérément la portée de la disposition et en rendre la preuve très malaisée. Le prévenu pourrait toujours éviter la condamnation en attribuant ses actes à d’autres mobiles. Le Conseil se rallie à la proposition de punir les actes « de nature » à provoquer ou entretenir la haine, ce qui n’exige plus que le dol général et réprime l’acte quel qu’en ait été le résultat.
Le mot « haine » raciale, qui ne rend punissable que des actes d’extrême hostilité, paraît aussi trop restrictif. Il est décidé de prévoir « l’aversion ou la haine » termes qui couvrent tous les intermédiaires, antipathie, mépris, répugnance, hostilité.
Le projet rend punissable les faits de discrimination raciale par « discours, écrits, images ou emblèmes ». Une telle énumération paraît trop restrictive. De simples propos, des actes discriminatoires, peuvent avoir le même effet antisocial. D’autre part, qui sera punissable en ce qui concerne les écrits, emblèmes ou images, leur auteur ou aussi le distributeur ? Le texte modifié emploie le seul mot « acte », avec sa portée la plus générale. En effet des propos, la confection, la diffusion, l’exposition d’écrits, d’emblèmes ou d’images sont des actes.
propagandabedoelingen, reacties kunnen uitlokken die de openbare rust verstoren. Er bestaat aanleiding om zelfs diegene te straffen die uiting geeft aan zijn rassenhaat.
Van de andere kant wordt het voorhanden zijn van het bijzonder opzet, met de wil om tot rassenhaat aan te zetten of deze te doen voortduren, blijkbaar door de tekst vereist, evenals het bereiken van dit resultaat. Hierdoor wordt de betekenis van de bepaling wel overdreven verengd en de bewijslevering zeer bemoeilijkt. De beklaagde kan steeds de veroordeling ontlopen wanneer hij, voor zijn daden, andere beweegredenen voorgeeft. De Raad verenigt zich met het voorstel om te bestraffen de daden die « van dien aard zijn » dat ze tot rassenhaat aanzetten of deze doen voortduren. Hierdoor is enkel nog het gewoon opzet vereist en de daad wordt strafbaar gesteld, welke ook haar uitwerking is geweest.
Ook het woord « haat » dat alleen daden van uiterste vijandigheid strafbaar stelt lijkt te beperkend. Er wordt beslist te omschrijven « afkeer of haat ». Deze woorden bestrijken alle tussenstadia van antipathie, misprijzen, weerzin, vijandigheid.
Door het ontwerp worden strafbaar gesteld daden van verwerpende rassenonderscheiding door « uitlatingen, (discours), schriften, prenten of zinnebeelden ». Dergelijke opsomming lijkt te beperkend. Gewone uitlatingen (propos), daden van rassenonderscheid kunnen dezelfde antisociale uitwerking hebben. Wie zal, van andere kant, strafbaar zijn voor de schriften, zinnebeelden of prenten, de auteur daarvan of ook de verdeler ? De gewijzigde tekst gebruikt alleen het woord « daad » in zijn ruimste betekenis. Daden zijn immers de uitlatingen, de opmaking, de verspreiding, de tentoonstelling van geschriften, zinnebeelden of prenten.
— 15
Enfin le mot « publiquement » est supprimé, des faits accomplis sans une véritable publicité pouvant avoir un effet très nuisible pour l’ordre public.
Tenant compte de toutes ces modifications, le texte est établi comme suit : « quiconque aura manifesté de l’aversion ou de la haine raciale ou ethnique, ou commis un acte de nature à provoquer cette aversion ou cette haine, sera puni d’une servitude pénale de un mois à un an et d’une amende n’excédant pas 3.000 francs ou d’une de ces peines seulement ». Au titre du décret, les mots « ayant pour effet » devraient être remplacés par « de nature à ».
Il est remarqué que, ainsi modifié, le champ d’application du texte sera considérablement élargi, allant depuis des actes, volontaires sans doute, mais peu graves et irréfléchis, à des excitations violentes et délibérées. Il y aura lieu d’en tenir compte pour les poursuites et la répression, l’échelle des peines, telle qu’elle a été modifiée et compte tenu des circonstances atténuantes, étant suffisamment étendue.
Un membre a aussi exprimé le voeu que le décret soit applicable au Ruan- da-U.rundi.
Mis aux voix, le texte



BRON: BOC 1958
Belgisch-Congo@ wikipedia