1991: boek Chomsky: media als propaganda

LT
1991: boek Chomsky: media als propaganda
CHOMSKY, Noam, Gekoesterde Illusies, 1991, EPO, 163 blz. (Orig. titel : Necessary Illusions)

NC onderzoekt de media vanuit het 'propagandamodel', de media als propagandamiddel voor grote bedrijven en de staat. Blz. 16 : "We beschikken nu over duizenden bladzijden documentatie die de conclusies van het propagandamodel ondersteunen. Volgens de normen die de sociale wetenschappen aanleggen is het bestaan van het model bevestigd en de verwachtingen ervan worden vaak overtrokken." Het propagandamodel stelt dat het niet zozeer gaat over een gekleurde verslaggeving dan wel over de selectie van onderwerpen. Over de democratie zoals die in de westerse wereld wordt verstaan zegt C. : "De mensen hebben het recht in te stemmen met een beleid dat anderen ontworpen hebben." (blz. 20) En op blz. 28 : "Over 't algemeen lopen de andere westerse democratieën op dit gebied even achterop. De meeste zijn nog niet toe aan het Amerikaanse systeem van één politieke partij met daarin twee groepen die worden gecontroleerd door wisselende segmenten van de zakenwereld. Zij houden er nog steeds partijen op na die steunen op de loontrekkenden en de armen en die tot op zekere hoogte hun belangen verdedigen. Deze partijen zijn echter in verval, samen met de culturele organisaties die uiteenlopende waarden en belangen verdedigen en met de organisatievormen die geïsoleerde individuen voorzien van de middelen om te denken en te handelen buiten het kader dat door de private macht wordt opgelegd." De politiek waarin de USA de wereldomvattende macht wordt heet 'containment' (inperking).(blz. 31) "De voorgewende bezorgdheid over de persvrijheid in het westen is niet erg overtuigend, als men ziet met welk gemak zelfs extreme schendingen van het recht op vrije meningsuiting door Amerikaanse bondgenoten worden verzwegen (NC had verscheidene voorbeelden aangehaald, LT) en als men de prestaties van de media vaststelt, die als één groot agentschap voor manipulatie, indoctrinatie en controle, hun diensten bewijzen aan de machtigen en gepriviligieerden. Een 'democratisch mediabeleid' daarentegen streeft ernaar de uitdrukkings? en interactiemogelijkheden, die de belangen en de bekommernissen van de publieke opinie weerspiegelen, te ontwikkelen. Zo'n beleid zou de zelfontwikkeling en de individuele en collectieve actie van de bevolking aanmoedigen. Een beleid dat in deze termen is opgevat, is een desideratum, ook al heeft het valstrikken en gevaren die men niet over het hoofd mag zien. Maar het probleem blijft in ruime mate academisch als men het los ziet van zijn algemene maatschappelijke context. De vooruitzichten op een democratisch mediabeleid worden onvermijdelijk beperkt door de verdeling van de werkelijke macht om de koers en de werking van de belangrijkste sociale instellingen te bepalen. Vandaar dat het doel dan ook alleen maar kan bereikt worden als men zo'n beleid opvat als een integraal onderdeel van een verdere democratisering van de maatschappelijke orde. Maar op zijn beurt vereist dit proces een democratisch mediabeleid als een centrale component, als een onmisbare bijdrage. Om een ernstige stap in de richting van een meer betekenisvolle democratie te zetten, moet de concentratie van macht en besluitvorming worden opgeheven. En in onze maatschappij zijn die voornamelijk in handen van een netwerk waarin de staat en het bedrijfsleven participeren. Zo'n opvatting van democratie, die eertijds zo gebruikelijk was dat ze vandaag wellicht de vaak misbruikte term 'conservatief' verdient, staat mijlenver van de huidige allesoverheersende denkbeelden ? wat nauwelijks kan verrassen als men weet welke bedreiging zij inhoudt voor de gevestigde belangen." (blz. 140). Volgens NC komen bepaalde meningen niet voor in het spectrum van 'toegelaten meningen' omdat zij de volksklassen zouden kunnen mobiliseren, hetgeen men in het Amerikaanse politieke systeem wil vermijden. Men wil de volksklassen buiten het politiek discours houden. NC gaat er ongemeen hard tegenaan. Maar ... aan zijn propagandamodel wordt practisch geen aandacht besteed juist omdat het zo tekeer gaat tegen de gevestigde machten. Ook daarin vindt NC een bevestiging van zijn theorie : het propagandamodel zelf ligt buiten het spectrum van de 'toegelaten meningen'.

Nota LT : het propagandamodel staaft de theorie dat bvb. De Standaardgroep in 1976 gered werd door Leysen en Co om te dienen als krachtig en gezaghebbend verlengstuk van de P.R.?afdeling van het patronaat. Ook de algehele persconcentratie, de zwakke prestaties van linkse kranten op de advertentiemarkt, het multi?media?ownership, het beknotten van de middelen van de BRTN, ..., kan mits aanwending van dit model verklaard worden. Bij een eerste lectuur van NC kan men zich niet van de indruk ontdoen dat hij iets over het hoofd ziet : de onmogelijkheid voor de niet?machthebbers om voldoende kapitaal te verzamelen om eigen media op te been te houden. Van de andere kant lijkt het illusoir te hopen dat de machthebbers zullen gaan in de richting van een demokratisch mediabeleid zoals NC propageert. Daardoor zou immers hun eigen macht in het gedrang komen.
LT@ wikipedia